Deze Tegenlicht documentaire keek ik afgelopen week.
“Altijd en overal online. Dat klinkt mooi, maar heeft een keerzijde. Verlies van privacy, gebrek aan concentratie, minder oogcontact en zelfs fysieke klachten door allergie voor digitale signalen. Naarmate de digitale netwerken oprukken, zijn er steeds minder plekken waar je echt alleen kunt zijn.”
Ik dacht terug aan 21 jaar (!) geleden. Toen ik 15 jaar oud was en het magische internet nog niet bestond. (Well, not in my world)
Ik had er geen idee van hoe mijn leven erdoor zou veranderen, al een jaar later zou ik dagelijks knutselen aan mijn eigen website en urenlang chatten met mensen aan de andere kant van de wereld tot mijn vader letterlijk de stekker eruit trok.
Ik was niet bepaald ‘a happy teenager’ en in de virtuele wereld vond ik mijn lotgenoten, kon ik mijn hart luchten en voelde ik me veilig. Het was makkelijker om mezelf te zijn in een chatbox dan op het schoolplein.
Ik keek verlangend uit naar de momenten dat ik weer online kon zijn.
’s Ochtends vroeg voor school gehaast terug scrollen om te lezen wat mijn vrienden aan de andere kant van de wereld geschreven hadden en tot laat in de avond diepgaande gesprekken over het leven en onze struggles daarmee.
Voor mij waren het echte vriendschappen, we voelden ons verbonden en wisten alles van elkaar.
Godzijdank had ik toen geen smartphone.
Ik zou constant op mijn telefoon kijken, waar ik ook was, met wie ik ook was. Ik zou leven als een soort zombie.
De chatbox was mijn toevluchtsoord als dingen moeilijk, of alleen al een beetje lastig, werden.
En hoewel het een bijzondere periode in mijn leven was, ben ik blij dat ik na een paar jaar de chatbox afsloot en me voorzichtig open begon te stellen voor het echte* leven met mensen die ik kon zien, horen en voelen.
Wellicht is het chatten van toen te vergelijken met het Facebook en Whatsapp van nu. Een veilige haven, waar we ons terug kunnen trekken als de sleur en ongemakkelijkheid van ons dagelijks leven ons overvalt.
We hebben er ook emoticons bijgekregen waarmee we veel van onze gevoelens makkelijker kunnen uitdrukken en vervelende gesprekken kort kunnen houden. Ideaal.
Zoals ik eerder heb gezegd en zal blijven zeggen: I LOVE THE INTERNET! Ik vind het de mooiste uitvinding van de 20e eeuw (buiten triple-fudge-chocolademuffins om dan) en kan én wil niet zonder.
Maar waarom moeten we, zoals Mark Zuckerberg zegt, overal ter wereld verbonden kunnen zijn met iedereen die ademt, poept en snurkt? (Het is de missie van Facebook “to connect every person in the world”)
Ik vind het lichtelijk overdreven.
(Bovendien gebruiken grote bedrijven als Facebook en Google de gegevens van hun gebruikers vooral om ze door te verkopen aan andere grote bedrijven die enkel heel-veel geld willen verdienen en niet bezig zijn met het zorgen voor deze planeet en de wezens die er leven, maar dat terzijde)
Je hoeft niet meteen je smartphone in de plee te gooien of je Facebookaccount te verwijderen (al kan ik dat laatste wel aanraden).
Begin met de verbinding met jezelf.
Laten we daar met z’n allen in godsnaam mee beginnen.
Voel wat er in je leeft, ontdek waar je blij van wordt, waar je hart van gaat dansen en maak dan contact met de mensen om je heen.
De rest van de wereld kan wachten. Echt.
Ik zie offline niet als een luxe, maar als een noodzaak. Online, dat is pas een luxe, één waar je, op z’n tijd, heerlijk van kunt genieten.
Of zoals één van de geïnterviewden op het laatst in de Tegenlicht documentaire zegt:
“Ik zie geen toekomst waarin we massaal offline gaan. Ik zie een toekomst waarin we veel bewuster online gaan”.
“Althans dat hoop ik”, zei ze er nog achter aan.
Ik hoop het ook.
*Over de vraag wat het “echte” leven is zal ik nog eens een apart blog schrijven.